Er bestaat een worm, de parasitaire haarworm die zich nestelt in het brein van een houtkrekel. Daar neemt hij stilaan de controle over het zenuwstelsel van zijn gastheer. Het diertje blijft fysiek intact, maar zijn gedrag verandert totaal. De krekel begeeft zich vrijwillig naar het water en verdrinkt. Zelfmoord. Niet omdat hij dat wil, maar omdat de parasiet het nodig heeft. De worm kan zich namelijk enkel voortplanten in water. Biologen noemen dit “gedragsmanipulatie door parasitaire infectie.”
Voor de Canadees-Libanese professor Gad Saad is die macabere biologie een interessante metafoor. Sommige ideeën (die volgens hem hun oorsprong vinden binnen het postmodernisme), gedragen zich als dergelijke cognitieve parasieten. Ze nestelen zich in onze geesten, tasten ons vermogen tot logisch, wetenschappelijk denken aan en duwen ons tot gedragingen die ons eigen belang, onze waarden en zelfs onze overleving ondermijnen. Wat ooit, eind jaren zestig, begon als een descriptieve filosofische analyse is vandaag uitgegroeid tot een normatief systeem dat verwarring voedt en de realiteit ondergraaft.
Ik weet dat sommige van mijn volgers bewondering koesteren voor het postmodernisme en dat is terecht. Het werk van postmoderne denkers is rijk, complex en bevat heel wat waardevolle inzichten. Maar het is noodzakelijk te erkennen dat delen ervan gekaapt zijn door activistische intellectuelen. Zij bouwden aan wat ik beschouw als één van de gevaarlijkste ideologieën van de 21ste eeuw: een denken dat zich via onderwijs, media en cultuur inprent in jonge (en minder jonge) geesten en hen vervreemdt van rede, objectiviteit en realiteit.
Vooral het linkse politieke spectrum is hierdoor besmet geraakt, tot op het punt dat velen uit de generatie van mijn ouders zich niet meer herkennen in het huidige linkse gedachtegoed. Een gedachtegoed dat gevangen zit in cognitieve dissonantie, morele verwarring en dogmatiek, waarin kritisch nadenken steeds moeilijker wordt.
Begrijpen hoe het deconstructionisme; de tak van het postmodernisme die ik in deze tekst wil bespreken, de voedingsbodem werd voor latere ontsporingen, betekent uiteraard niet dat we alle postmoderne ideeën moeten afwijzen. Neem Karl Marx: zijn Das Kapital bevat onmiskenbaar scherpe economische analyses die tot op de dag van vandaag invloed uitoefenen op de economische wetenschap. Zoals Ralph Waldo Emerson ooit zei dat alle filosofie slechts herhaling van het Platonisme is, zo zou men kunnen stellen dat ook onze moderne economie doordrongen blijft van marxistische inzichten, eenvoudigweg omdat Marx op een aantal fundamentele punten gelijk had. En toch, ondanks die waarde vormden zijn ideeën het fundament van ideologieën die miljoenen doden veroorzaakten.
Net zo geldt dat het deconstructionisme waardevolle perspectieven biedt, maar tegelijk het fundament werd voor een doorgeslagen relativisme. Zoals Gad Saad stelt: “het postmodernisme begint bij het postulaat dat er geen objectieve waarheden of feiten bestaan, behalve die ene waarheid dan, namelijk dat er geen objectieve waarheden of feiten bestaan…”
Van idee naar ideologie
Het is dus in die zin dat we het postmodernisme (en in het bijzonder het deconstructionisme) niet langer enkel als (descriptief) filosofisch denkkader moeten benaderen, maar als een ideologische en zelfs militante kracht die diep in onze cultuur is binnengedrongen. Wat begon als intellectuele kritiek op macht en “waarheid,” is voor sommigen geëvolueerd tot een nieuwe dogmatiek, die zich nauwelijks nog laat bevragen. In wat volgt, wil ik de historische wortels van dat denken blootleggen en laten zien hoe een reeks denkers, soms bewust, soms naïef hebben bijgedragen aan het opengooien van een culturele vacuüm. Een vacuüm waarin, zoals we zullen zien, ruimte ontstaat voor ideeën die niet alleen onverenigbaar zijn met democratie, vrijheid of gelijkheid, maar die deze waarden zelfs systematisch ondermijnen.
Deconstructie als postmarxistische mutatie
Deconstructie is in wezen een ideologie van “de eindtijd,” geboren uit het besef dat de grote politieke projecten van de twintigste eeuw hun belofte niet konden waarmaken, maar in bloed en repressie waren geëindigd. Het mislukken van de Sovjet- en Maoïstische experimenten om een utopisch (communistisch) paradijs te realiseren, betekende voor velen aan de linkerzijde niet alleen het failliet van een politiek systeem waarin ze hadden geloofd, maar ook een existentiële crisis. In die ideologische rouw werd deconstructie geboren, als een nieuwe intellectuele vorm, maar tegelijk als erfgenaam van een linkerzijde die haar marxistische ankerpunten was kwijtgeraakt.
Wat daarop volgde was een omslag in het denken. Niet alleen werd het einde van de grote ideologieën afgekondigd (zoals Fukuyama dat later in 1992 expliciet zou doen) ook de metafysica werd verlaten, (zoals eerder al voorspeld door Nietzsche en Heidegger). Daarmee verloor ook het klassieke modernisme zijn geloof in universele waarden: rationaliteit, vooruitgang, waarheid. Er ontstond een leegte; ideologisch, moreel en cultureel.
En in die leegte nestelde zich het deconstructionisme. Niet echt als een alternatief, maar eerder als een radicale afwijzing van alle alternatieven. Geen poging tot opbouw, maar een intellectuele drift tot afbraak. Waar het marxisme nog geloofde in een nieuwe wereld na de revolutie, kent het deconstructionisme enkel sloop. Waar het communisme droomde van een ander systeem, gelooft deze postmoderne denktrant, het deconstructionisme, in het verdwijnen van systemen. Alle systemen. Want waarheid, feiten, objectiviteit, orde, structuur, normen, geschiedenis, ed. maken stuk voor stuk deel uit van de “machtsstructuren” die ondermijnd moeten worden. Alles wat stabiliteit, samenhang of betekenis biedt, moet worden herdacht en gedeconstrueerd.
Het klimaat waarin deze ideologie kon wortel schieten, werd al omschreven door Adorno in zijn Ästhetische Theorie (1970), waarin hij stelde dat de moderniteit fundamenteel negatief is: “een eindeloze beweging van ontkenning, waarin het nieuwe enkel kan ontstaan door het afwijzen van het bestaande.” Ook Gilles Lipovetsky merkte in Het Tijdperk van de Leegte (1983) op dat de moderniteit haar creatieve energie verloor zodra haar kritische geest zich volledig tegen haar eigen fundamenten keerde. Een gelijkaardige observatie vinden we bij Daniel Bell, die in The Cultural Contradictions of Capitalism (1976) wees op de spanningen tussen culturele modernisering en morele ineenstorting.
Het resultaat was culturele verlamming. Een ideologische impasse. Een sfeer van uitzichtloosheid, perfect verbeeld in de punkbeweging met haar iconische no future-mentaliteit.
Van klassenstrijd naar cultuurrevolutie
Waar het klassieke marxisme de samenleving analyseerde in termen van economische klassenstrijd, met name bourgeoisie tegenover proletariaat, voerde het deconstructionisme een radicale herdefinitie door. Het begrip dominantie werd losgekoppeld van materiële ongelijkheid en uitgebreid naar de hele culturele, symbolische en morele orde.
De onderdrukker is niet langer degene met kapitaal of met productiemiddelen, maar degene die betekenis oplegt: de witte, westerse, mannelijke mens bijvoorbeeld. Zijn macht schuilt niet in geld, maar in taal, normen en narratieven. En dus moeten niet enkel systemen, maar ook betekenissen worden vernietigd. Alles moet herbekeken worden. Zelfs de taal. Vooral de taal.
Racisme, seksisme, heteronormativiteit, validisme, speciesisme; dit zijn niet langer excessen van een onrechtvaardig systeem, maar DE kernproblemen. Ze vervangen de economische strijd als fundamentele motor van de geschiedenis. Daarmee wordt het streven naar gelijkheid niet alleen sociaal, maar existentieel: het richt zich tegen alles wat als “norm” wordt ervaren.
Het gevolg is een totale paradigmawisseling die diep ingrijpt:
Niet langer het economische systeem moet verdwijnen, maar de samenleving zelf.
Niet langer de klassenstructuur, maar alle structuren.
Niet langer de elite, maar elke vorm van hiërarchie, stabiliteit of universele waarde.
De mens wordt herleid tot wat Deleuze en Guattari (beide deconstructionisten), een “machine désirante” noemen: een eindeloos verlangend wezen dat voortdurend gefrustreerd wordt door structuren. En dus moeten die structuren verdwijnen. De metafoor die zij gebruiken is die van de woestijn: een lege vlakte, zonder oorsprong, richting of architectuur, waar alles mogelijk is, omdat niets nog bestaat. Dat is het einddoel van de deconstructie.
De methodologie van omkering
Het middel waarmee dit alles gebeurt, is een systematische logica van omkering. Wat ooit als “norm” gold, wordt radicaal afgewezen. Wat onderaan stond, wordt verheven. Wat marginaal was, genormaliseerd. De waardenhiërarchie waarop samenlevingen eeuwenlang gebouwd zijn, wordt ondersteboven gekeerd. En die logica dringt diep door in ethiek, esthetiek en antropologie:
Het sentiment boven de rede
Het dier boven de mens (antispecisme)
De derde wereld boven het Westen (postkolonialisme)
De minderheid boven de meerderheid
Het marginale boven de norm
Armoede boven de rijkdom
Het relatieve boven het objectieve
Het andere boven het gelijke
Het fluïde boven het stabiele
Het slachtoffer boven de held
De wanorde boven de schoonheid (hedendaagse kunst)
Obesitas boven gezondheid (body positivity en fat studies)
Deviantie boven conformiteit
De crimineel boven de eerlijke burger
Subculturen boven klassieke cultuur
Handicap boven gezondheid (antivalidisme)
Heden boven verleden
Atheïsme of esoterie boven religie en spiritualiteit
Dit is geen gewone kritiek op macht of traditie. Het is een fundamentele afwijzing van alles wat stabiliteit, ordening of betekenis geeft. Het is nihilisme verheven tot een filosofisch systeem.
Doodsdrift in theorie en praktijk
Het is dan ook geen toeval dat veel toonaangevende deconstructieve denkers niet alleen theoretisch, maar ook persoonlijk getekend waren door deconstructie- en destructiedrift.
Louis Althusser, die het marxisme herinterpreteerde in de richting van het structuralisme en deconstructie, wurgde zijn vrouw en stierf uiteindelijk in een psychiatrisch ziekenhuis.
Gilles Deleuze pleegde zelfmoord door zich uit het raam te storten.
Jacques Derrida schreef in Circonfession (1991) over zijn bestaan: “Le retour incessant du j’ai envie de me tuer”: het voortdurende verlangen zichzelf te vernietigen: als individu, als lichaam, als natie, als beschaving.
Michel Foucault bracht tijd door in psychiatrische instellingen na meerdere zelfmoordpogingen. Zijn obsessie met macht kende geen grenzen, behalve wanneer het over pedofilie ging: in 1977 ondertekende hij, samen met Derrida, een petitie om seks met minderjarigen onder de 15 jaar te legaliseren.
Hun verzet tegen norm en structuur leidde uiteindelijk zelfs tot politieke collaboratie. Foucault, Deleuze en Sartre spraken openlijk hun steun uit voor de islamitische revolutie in Iran in 1979, de beweging van Ayatollah Khomeini, die vrouwen onderdrukte, minderheden vervolgde en de rede onderwierp aan theocratie. Zo ontstond een bizarre, maar strategische alliantie tussen links en religieus fundamentalisme, wat we vandaag kennen als intersectionaliteit.
De destructie zoekt een lichaam
Wat in de jaren 1970 nog een abstracte filosofie leek, blijkt in de praktijk allerminst onschuldig. De deconstructieve logica- die erop gericht is om elke structuur, elk systeem en elk fundament af te breken- blijft zelden zonder gevolgen. Ze laat een vacuüm achter. En in dat vacuüm ontstaat geen vrijheid, maar chaos. Geen verlichting, maar vervlakking.
Want waar geen grenzen meer zijn, wint niet het beste idee, maar het luidste. Niet het meest onderbouwde standpunt, maar het meest extreme. Of zoals journaliste Caroline Fourest het onlangs formuleerde: “Het is de grote show van de allerdomsten.”
In dat morele en ideologische niemandsland, waarin de westerse cultuur haar fundamenten afzweert en haar tradities systematisch ondermijnt, ontstaat onvermijdelijk ruimte voor iets anders. Iets dat wel durft geloven in- om het in de terminologie van de deconstructionisten te zeggen- “zijn eigen waarheid”. Iets dat geen moeite heeft met hiërarchie, norm, dogma of collectieve identiteit.
En precies daar, op dat kruispunt tussen decadente zelfontkenning en assertieve absolutismen, zien we een merkwaardige alliantie ontstaan. Op het eerste gezicht lijkt die contradictorisch. Maar wie dieper kijkt, begrijpt hoe logisch ze is.
De zelfmoordalliantie van links en radicale islam
In 1928 werd in Egypte de Moslimbroederschap (الإخوان المسلمون) opgericht door Hassan al-Banna, als reactie op de modernisering van de Arabische wereld na de val van het Ottomaanse rijk. Zijn beweging was niet zomaar een vrijblijvende religieuze organisatie, maar een ideologisch project dat islamisering via politieke macht nastreefde met geweld als aanvaard middel. Deze radicale interpretatie van de islam vond zeker niet overal gehoor, maar wortelde zich vast in de sociale lagen die zich vervreemd voelden van het moderniseringsproces.
President Nasser, die een seculier, gemoderniseerd Egypte voorstond met behoud van islamitische identiteit, begreep het gevaar van de broederschap. Hij vervolgde hen, wierp hen in gevangenissen, en weigerde hun opvattingen als legitiem alternatief voor nationale vooruitgang te aanvaarden. In een beroemde toespraak (HIER) drijft hij zelfs de spot met het idee dat de Broederschap vrouwen verplicht tot het dragen van een hoofddoek. Zijn opvolger, Anwar Sadat, koos een andere koers. Bang voor communistische invloeden op de Egyptische jeugd, haalde hij de Moslimbroeders terug in de hoop via hen de islamitische identiteit opnieuw te versterken.
Maar Sadat onderschatte de aard van hun ideologie. Hij zag geleerden; hij kreeg ideologen. De broederschap kreeg de kans om de jeugd te onderwijzen en indoctrineren met een extremistische visie op islam en maatschappij. Het gevolg: radicalisering, destabilisatie, en uiteindelijk de moord op Sadat zelf door een lid van de Broederschap.
De invloed van de Moslimbroeders bleef niet beperkt tot Egypte. Hun ideeën infecteerden het salafisme en zelfs het Wahabisme in de Golfregio; tradities die tot dan toe wars waren van politiek activisme. Op korte tijd werden ze de ideologische motor van radicale islam in de hele regio. Maar toen gebeurde iets onverwachts.
Na de Arabische Lente, waarin Mohamed Morsi via de Moslimbroederschap de macht greep in Egypte, draaide het tij opnieuw. Generaal al-Sisi wierp Morsi omver en herhaalde Nassers harde lijn: de Broederschap werd opnieuw verboden, haar leiders gevangen gezet, verdreven of geliquideerd. Kort nadien namen de Golfstaten; de VAE, Bahrein, Oman en uiteindelijk Saoedi-Arabië, dezelfde stap. De Moslimbroederschap werd erkend als terroristische organisatie. In sommige gevallen wordt lidmaatschap zelfs bestraft met de doodstraf.
Vandaag zijn stemmen als Loay Alshareef en Amjad Taha invloedrijke denkers en commentatoren die vanuit de regio, het Westen waarschuwen voor de gevaren van de broederschap. En hier ontstaat de paradox: waar vluchten de radicalen van de Broederschap naartoe? Naar het Westen. Daar worden ze verwelkomd als politieke vluchtelingen. En nog opvallender: ze vinden onderdak bij linkse partijen en stellen zichzelf verkiesbaar op linkse kieslijsten (Zoals blijkt uit dit rapport van de Franse overheid).
In een bizarre historische ironie stappen de meest extreemrechtse, conservatief-extremistische krachten uit het Midden-Oosten in een liefdeshuwelijk met het door postmodern gedachtegoed beïnvloede Westen, of liever: met zijn linkse vleugel. Waarom links? Omdat het doordrenkt is van deconstructie: een filosofie die, zoals we reeds zagen, objectieve waarheid ontkent, die feiten herleidt tot perspectieven en die moreel oordeelt in termen van onderdrukker en slachtoffer. Zo wordt de radicale islam, zelfs in zijn gewelddadige vormen, vergoelijkt als reactie op “westerse onderdrukking”. Terroristen worden vrijheidsstrijders. Het is een ideologisch huwelijk tussen de meest rechtse theocratieën en een links dat zichzelf heeft opgeheven.
Het is geen toeval dat we dit huwelijk eerder zagen in Iran in 1979, toen Westerse en Oosterse links de ayatollahs aan de macht hielpen. Of in Afghanistan, waar linkse hervormers radicale islam onderschatten. In beide gevallen volgde de culturele zelfmoord kort op het ideologisch naïef omhelzen van een onverenigbare partner.
Vandaag stelt zich dezelfde vraag voor West- Europa. We zien hoe bewegingen als Hezbollah- een door Iran gefinancierde gewapende tak van de Moslimbroeders- moderne landen als Libanon in de afgrond storten. We zien hoe activisten die Gaza willen “bevrijden” worden aangehouden door Egypte en door Libië, hoe de grens met Egypte bij Rafah potdicht blijft, hoe de Palestijnse vlag verboden wordt in Saoedi-Arabië. Waarom? Omdat die landen wel weten wat het Westen weigert te begrijpen. Zij hebben de brand gezien, de rook ingeademd. Zij weten ondertussen dat de ideologie van de Moslimbroederschap geen bevrijding brengt, maar een totale vernietiging.
Waarom is het veiliger voor een Jood om vandaag in Dubai of Baku te wonen dan in Parijs of Brussel? Waarom werd in het Perzisch massaal #dankuisrael gedeeld op Twitter/X toen Israël Iraanse generaals van de IRGC uitschakelde? Waarom is er op dit moment een project bezig om een spoorlijn te bouwen van Dubai naar Haifa? Waarom breiden de Abraham-akkoorden zich uit?
Omdat daar, in het Midden-Oosten, ondanks het clichébeeld van regressie, een modernisering en paradigmashift plaatsvindt. En wel precies omdat die landen deconstructie weren, het gevaar van de Moslimbroederschap erkennen, en kiezen vandaag voor pragmatisme en vooruitgang.
Wat volgt?
Iran zal vallen. De bevolking is wakker. En al langer dan vandaag. Er wordt momenteel zelfs gefluisterd dat de kopstukken van de IRGC het land hebben verlaten oor asiel in Rusland. Een vrij Iran zal zich aansluiten bij het groeiende blok van Arabisch-Israëlische samenwerking. Een nieuwe diplomatieke architectuur; de Cyrus-akkoorden zal ontstaan. En tegelijk zal Europa, als het de destructieve lijn van culturele zelfhaat en naïeve bondgenootschappen voortzet, het lot ondergaan van Libanon, Afghanistan of Iran in 1979. Een totale culturele zelfvernietiging, tegen de honderdste verjaardag van de bevrijding van de concentratiekampen in Europa. Ironisch genoeg zal net dat het moment zijn waarop het Midden-Oosten bloeit als nooit tevoren.
De beschaving zal zich verplaatsen. Zoals altijd. Zoals het historisch gebeurt. Dit is geen ideologisch standpunt, maar een beschavingswet. Rijken stijgen, bloeien en vallen. En wie blind is voor die bewegingen, wordt erdoor verzwolgen. Alleen de avant-gardist ziet de stroom en weet zich erop voort te bewegen.
It's a law.
.
Ayatollah Khomeini werd in Parijs na zijn verbanning uit Iran "op sterk water gehouden", met behulp van de Franse en Britse (geheime) inlichtingen-diensten.
De Shah (Mohammad Reza Pahlevi) werd via de U.S. (CIA) gewipt met voorbedachte rade, en in de plaats wilde men een groep extreem-dictatoriale, extreem-rechtse nuttige idioten, die Iran zouden zuiveren van de historisch aanwezige democratische progressieve elementen - zie ook Mohammad Mossadegh - (iets wat de Sjah met zijn door de U.S. geïnstrueerde geheime dienst ook al diende te doen).
Een groot bijkomend voordeel, (als het al niet de grootste reden zelf was), was dat de grote Iraanse oliec-ontracten eind jaren '70 op hun einde liepen, en dat de Amerikaanse olie-maatschappijen (en de Franse, Britse, Nederlandse, etc..) met de Sjah opnieuw dienden te gaan onderhandelen.
Die onderhandelingen werden, tot verbazing van de Sjah zelf, telkens maar uitgesteld, tot het duidelijk werd dat het al niet meer hoefde, omdat Ayatollah Khomeini, uit het sterk water en vanonder het stof gehaald werd, en de Sjah sowiesio niet lang meer te leven had (hij had kanker).
Waarschijnlijk waren de contractern met de nieuwe nuttige idioten heel wat prijsgunstiger voor de betrokken olie-maatschappijen.
Het dure 'Westerse' regime van de Sjah, kon immers vervangen worden door een meer prijsgunstig 'armer' regime van de fanatieke Zeloten onder het boegbeeld van Ayatollah Khomeini.
Daarbij werden de Iraanse olie-opbrengsten door de nieuwe Iraanse regering geher-investeerd in
grote wapenleveringen vanuit het Westen, voor de eerste Golf-oorlog tussen Iran & Irak in de jaren '80 (zie ook het contra-schandaal met Oliver North).
De U.S. (en het Westen) bewapende(n) beide partijen,..
Vergeet ideologiëen, vergeet godsdiensten, follow the money..
.
Petje af voor deze ongemeen sterk onderbouwde analyse!! Ik weet al langer dat jij een zeer scherpe analytische pen hebt, maar dit stuk is zeker een van de meest hoogstaande stukken.